Vervoersvoorziening: vooradvies
De ergotherapeut gaat samen met de cliënt na of hij in staat is te leren omgaan met de verstrekte vervoersvoorziening. Dat kan een scootmobiel zijn, maar ook een aangepaste fiets of een elektrische rolstoel. Hiervoor zijn gemiddeld 5 sessies nodig van 1 uur. Na afloop wordt een rapportage aan de gemeente en aan de cliënt geschreven. In deze rapportage staan de resultaten en het advies of dit een passend vervoersmiddel is.
Vervoersvoorziening: Training
De cliënt heeft de vervoersvoorziening al gekregen. De ergotherapeut traint de client in het gebruik van de vervoersvoorziening, zodat deze veilig en vertrouwd kan rijden in het verkeer in de eigen woonplaats. Gemiddeld duurt een training 5 keer één uur.
Na afloop wordt een rapportage over de bevindingen gestuurd naar de gemeente en de cliënt zelf.
Rijvaardigheidstoets:
Op reguliere basis vraagt de gemeente of er een rijvaardigheidstoets kan worden afgenomen. Op die manier wordt gekeken of het vervoersmiddel nog voldoet en of de cliënt er nog veilig en vertrouwd mee om kan gaan. De toets duurt 1 à 2 keer een uur. De uitslag wordt gerapporteerd aan de gemeente en de cliënt zelf.